• av·bry·te
  • Afgeleid van het Noorse woord bryte met het voorvoegsel av-
Naar frequentie 4818
vervoeging
onbepaalde wijs avbryte
tegenwoordige tijd avbryter
verleden tijd avbrøt
avbrøyt
voltooid
deelwoord
avbrutt
onvoltooid
deelwoord
avbrytende
lijdende vorm avbrytes
gebiedende wijs avbryt
vervoegingsklasse Klasse 2 sterk
opmerking

avbryte

  1. overgankelijk afbreken, (voortijdig) beëindigen, staken
  2. overgankelijk, (informatica) afbreken, annuleren
    «Hvis du vil avbryte en jobb etter at utskriften er startet, kan du trykke på Meny inntil du ser Avbryt jobb, og deretter trykke på Velg.»
    Om een opdracht te annuleren nadat het afdrukken gestart is, drukt u op "Menu" totdat u "Afbreken" ziet en drukt vervolgens op "Select".
  3. overgankelijk (iemand) onderbreken
    «Harry avbrøt meg midt i setningen.»
    Harry onderbrak me midden in de verklaring.
  • [1]: avbryte arbeidet
de arbeid afbreken
de arbeid beëindigen
  • [1]: avbryte driften
buiten werking stellen
  • [1]: avbryte en debatte
een debat afbreken
  • [1]: avbryte en reise
een reis voortijdig beëindigen


  • av·bry·te
  • Afgeleid van het Nynorske woord bryte met het voorvoegsel av-.
vervoeging
onbepaalde wijs avbryte
avbryta
tegenwoordige tijd avbryt
verleden tijd avbraut
voltooid
deelwoord
avbrote
onvoltooid
deelwoord
avbrytande
lijdende vorm avbrytast
gebiedende wijs avbryt
vervoegingsklasse Klasse 2 sterk
opmerking

avbryte

  1. overgankelijk afbreken, (voortijdig) beëindigen, staken
    «Rundt 7 prosent av elevane avbraut utdanninga si i skuleåret 2002/2003.»
    Ongeveer 7 procent van de leerlingen braken hun opleiding in het schooljaar 2002/2003 af.
    «Dersom samleiet blir avbrote før sædavgang, kan dette hindre graviditet.»
    Als de geslachtsgemeenschap wordt afgebroken vóór de ejaculatie kan dit een zwangerschap verhinderen.
  2. overgankelijk, (informatica) afbreken, annuleren