autoriteit
- Geluid: autoriteit (hulp, bestand)
- au·to·ri·teit
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘gezag’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van het Franse autorité (met het achtervoegsel -iteit) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autoriteit | autoriteiten |
verkleinwoord | autoriteitje | autoriteitjes |
de autoriteit v
- de overheid, het bevoegd gezag
- Van de autoriteiten mag er niet meer in de cafés gerookt worden.
- Al snel duiken gezondheidsklachten op. Niet bij Van Nijen, die er nuchter in staat. 'Als het echt erg was, had de GGD wel gewaarschuwd.' Andere bewoners maken zich grote zorgen. 'Een gifwijk!', roepen ze. 'Wij gaan dood hier.' De autoriteiten proberen de onrust te temperen. Volgens de GGD blijft de uitstoot van schadelijke stoffen binnen de normen. [4]
- ▸ Hopelijk komt het ooit zover dat de autoriteiten ingrijpen, waarna deze waanzin een halt wordt toegeroepen.[5]
- een persoon met veel kennis op een bepaald gebied
- Hij is een autoriteit op het gebied van wiskunde.
- beursautoriteit, certificaatautoriteit, gezondheidsautoriteit, havenautoriteit, mededingingsautoriteit
1. de overheid
- Het woord autoriteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autoriteit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "autoriteit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ autoriteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Volkskrant Mac van Dinther9 januari 2017 Olstenaren zijn klaar met tien jaar durende bodemsanering
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be