autodidactisch
- au·to·di·dac·tisch
- afleiding van didactisch met het voorvoegsel auto-
stellend | |
---|---|
onverbogen | autodidactisch |
verbogen | autodidactische |
partitief | autodidactisch |
autodidactisch [1]
- (onderwijs) betrekking hebbend op het zichzelf dingen aanleren zonder tussenkomst van een onderwijsinstelling
- ▸ Groot hoopt verder dat de overheid zijn informatie gaat gebruiken om te kijken of het aantal rondzwervende pet-flessen vermindert. Als autodidactisch zwerfafvaldeskundige vindt hij de huidige methode niet nauwkeurig genoeg.[2]
- ▸ Autodidactisch als hij was, schilderde hij het ene na het andere pleidooi voor een eigen, wondere werkelijkheid.[3]
1. betrekking hebbend op het zichzelf dingen aanleren zonder tussenkomst van een onderwijsinstelling
- Het woord autodidactisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Na ruim 12.000 stuks troep weet Dirk: opruimen heeft geen zin” (20-07-2017), NOS
- ↑ Weblink bron “Expositie nuanceert beeld van foute schilder Pyke Koch” (18-11-2017), NOS