asymptotisch
  • asymp·to·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen asymptotisch asymptotischer
verbogen asymptotische asymptotischere
partitief asymptotischs asymptotischers -

asymptotisch [2]

  1. (wiskunde) betreffende een lijn die een kromme oneindig dicht benadert zonder deze kromme te raken of snijden
     Nemen we even afstand dan wordt het snel duidelijk dat de rol van analyse zelf in het beleggingsproces ter discussie staat. Op onderstaande tekening heb ik links 0% winnaars geplaatst en rechts 100% winnaars. Op de verticale as de inspanning die we moeten leveren om aan dergelijke percentages te raken. Ongeacht de grootte van de inspanning is 100% onbereikbaar. Wie dat toch beweert slaat altijd raak en kan blijkbaar de toekomst voorspellen. Maar het is evident dat wie meer winnaars wil scoren, een inspanning zal moeten doen. Anders kan iedereen zonder moeite opschuiven naar rechts (free lunch). De Inspanning die we dus moeten leveren om steeds meer zekerheid te krijgen (meer winnaars), moet stijgen maar zal asymptotisch 100% benaderen. Een exponentieel verloop dus.[3]
  1. asymptotisch op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Dirk Vandycke
    “Winstgevend beleggen in aandelen, les 1: laat je niet gek maken” (Vrijdag 6 oktober 2017 om 15:40), De Standaard