Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ast·ma·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen astmatisch astmatischer
verbogen astmatische astmatischere
partitief astmatisch astmatischers -

Bijvoeglijk naamwoord

astmatisch

  1. last hebbend van astma
    • De astmatische man had moeite om de berg op te lopen. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be