assurantie
- Geluid: assurantie (hulp, bestand)
- as·su·ran·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verzekering’ voor het eerst aangetroffen in 1530 [1]
- afgeleid van het Franse assurance (met het achtervoegsel -antie) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assurantie | assuranties assurantiën |
verkleinwoord | - | - |
- assurantiebelasting, assurantiefonds, assurantiemaatschappij, assurantiemakelaar, assurantiepolis, assurantiepremie, assurantiesysteem
- Het woord assurantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "assurantie" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "assurantie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ assurantie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be