artrose
- ar·tro·se
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gewrichtsontsteking’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- met het voorvoegsel artro- en met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | artrose | artroses |
verkleinwoord | - | - |
de artrose v
- (medisch) een aandoening van het gewrichtskraakbeen
1. een aandoening van het gewrichtskraakbeen
- Het woord artrose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "artrose" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "artrose" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ artrose op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be