- ar·ti·fi·ci·e·le in·tel·li·gen·tie
- De Britse computerkundige Arthur Samuel bouwde in 1952 het eerste programma dat kon dammen. Slechts drie jaar later werd de uitdrukking ‘artificiële intelligentie’ voor het eerst openbaar gebruikt. [1]
artificiële intelligentie
- (informatica) discipline die zich bezighoudt met het creëren van een artefact dat een vorm van intelligentie vertoont
- Sinds kort richt De Vries zijn pijlen op het energieverbruik van artificiële intelligentie (AI). In oktober becijferde hij dat als de vraag naar AI in het huidige tempo doorgroeit, de technologie in 2027 net zoveel energie verbruikt als heel Nederland. [2]