armleuning
- Geluid: armleuning (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑrəmˌlønɪŋ / (3 of 4 lettergrepen)
- arm·leu·ning
- samenstelling van arm en leuning
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | armleuning | armleuningen |
verkleinwoord | armleuninkje | armleuninkjes |
de armleuning v
- deel van een meubelstuk (vooral een stoel of een bank) waarop men de arm kan laten rusten
- Een stoel met armleuning.
- Koning Palet zweeg een ogenblik. Zijn handen lagen naast hem op de armleuningen van de Troon. 'Toch,' zei hij, 'willen wij hem een eind op weg helpen. Daarom vraag ik vrijwilligers om met hem mee te gaan naar de plaats die wij kennen als de Tweesprong.' [1]
- ▸ 'Well, daar zijn we dan,'constateerde hij een beetje overbodig terwijl hij plaatsnam in een van de rare bamboefauteuils en zijn ene been over de armleuning gooide.[2]
1.
- Het woord armleuning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "armleuning" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 115
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be