arbitrage
- ar·bi·tra·ge
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bemiddeling’ voor het eerst aangetroffen in 1503 [1]
- Naamwoord van handeling van arbitreren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbitrage | arbitrages |
verkleinwoord | arbitragetje | arbitragetjes |
de arbitrage v
- het handelen van een scheidsrechter of arbiter (spraakgebruik)
- De arbitrage was in handen van een internationaal geroemde scheidsrechter.
- (juridisch) het resultaat van het handelen van een arbiter
- het gelijktijdig op verschillende markten kopen en verkopen om gebruik te maken van koersverschillen, handelsarbitrage
handelen van een scheidsrechter
resultaat van het handelen van een arbiter
systeem van gelijktijdige prijsbepaling
- Het woord arbitrage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "arbitrage" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "arbitrage" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ arbitrage op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be