Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·beids·con·tract
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord arbeidscontract arbeidscontracten
verkleinwoord arbeidscontractje arbeidscontractjes

Zelfstandig naamwoord

het arbeidscontracto

  1. de overeenkomst tussen werkgever en werknemer over de arbeidsvoorwaarden
    • Hij heeft vandaag zijn arbeidscontract ondertekend. 
    • Zijn tijdelijke arbeidscontract is veranderd in een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. 
Synoniemen
  1. arbeidsovereenkomst

Meer informatie

Gangbaarheid