[1] arabesk
  • ara·besk
enkelvoud meervoud
naamwoord arabesk arabesken
verkleinwoord arabeskje arabeskjes

de arabeskv / m

  1. (kunst) een uitgebreide, vaak vlakvullende toepassing van zich herhalende geometrische vormen, die soms aan de vormen van dier of plant herinneren
    • In de islamitische kunst worden arabesken veel toegepast. 
  2. (dans) positie van het lichaam in het klassiek ballet, waarbij de danser op één gestrekt been staat en het andere been daarmee een hoek van minstens 45 graden maakt en achter het lichaam wordt uitgestrekt
  3. overdreven hoffelijke begroeting met veel kronkelige bewegingen
     Ook als ik niet op het bestaan van de majordomus zou zijn voorbereid, had hij mij onmogelijk kunnen ontgaan. Zodra ik één voet over de drempel had gezet van zijn vesting en heiligdom, danste hij mij tegemoet. Hij verwelkomde mij met zoveel egards, krullen en arabesken dat het overduidelijk was dat ik met een professional te maken had.[4]
  4. (muziek) speels, grillig muziekstuk
79 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]