• ap·prov·al
  • Afgeleid van het Latijnse werkwoord approbare (ap + probare).
  • Engels zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel ap- en met het achtervoegsel -al.
Naar frequentie 2187
enkelvoud meervoud
approval approvals

approval

  1. acclamatie, applaus, bijval, bijvalsbetuiging, fiat, goedkeuring, instemming, toejuiching, toestemming