appartement
- Geluid: appartement (hulp, bestand)
- ap·par·te·ment
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wooneenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1687 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appartement | appartementen |
verkleinwoord | appartementje | appartementjes |
het appartement o
- een afzonderlijke woning in een groter gebouw
- Al onze studenten hebben beschikking over een appartement.
- ▸ Toen ik na aankomst Hostel California in liep, bleek het tot mijn verbazing volgeboekt te zijn. En dit terwijl ik twee uur geleden nog had gereserveerd. Ik drong aan en mocht uiteindelijk de eerste nacht in het appartement van de eigenaar slapen, die blijkbaar de stad uit was.[3]
- ▸ We bleven lang in de hal staan en kusten elkaar alleen zonder iets te zeggen. Het was alsof we allebei een beetje bang waren om ermee op te houden, want dan moesten we door het hele appartement naar haar kamer lopen.[4]
- dakappartement, driekamerappartement, eenkamerappartement, tweekamerappartement, vakantieappartement
1. een afzonderlijke woning in een groter gebouw
- Het woord appartement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "appartement" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "appartement" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ appartement op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be