apostolaat
- Geluid: apostolaat (hulp, bestand)
- apos·to·laat
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘apostelambt’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Afgeleid van apostel met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apostolaat | apostolaten |
verkleinwoord | - | - |
- (religie) het geheel van activiteiten die uitgaan van de Katholieke Kerk tot verbreiding van het evangelie in woord, sacrament en daad te midden van niet-christelijke volkeren
- De Katholieke Actie (KA) was de van bovenaf georganiseerde deelname van leken aan het apostolaat van de katholieke kerk.[4]
- (religie) werkzaamheid als apostel
- Het apostolaat is een vreugdevolle opgave, en tegelijk een taak die opofferingen vergt: bij het zaaien en bij het oogsten.[5]
- (religie) bisschoppelijke waardigheid
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord apostolaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "apostolaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ apostolaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960, Resources Huygens ING
- ↑ Zaaien en oogsten, De Boog Uitgeverij, 27 januari 2016