• apo·rie
  • uit het Grieks met het voorvoegsel a- [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord aporie aporieën
verkleinwoord

de aporiev

  1. onoplosbaar probleem
    • Montebello was dankbaar dat ik de aporie had vertaald in een probleem dat hij kon oplossen, en zei dat hij de groene zaal ter beschikking kon stellen of beter nog de ontbijtzaal nadat het ontbijt was afgelopen. [2] 
  2. besluiteloosheid
22 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[3]
  1. aporie op website: Etymologiebank.nl
  2. Pfeiffer, Ilja Leonard
    "Grand Hotel Europa" 2018 ISBN 978-90-295-2622-7 pagina 471
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be