Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·de·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord radeloosheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de radeloosheidv

  1. het radeloos zijn
    • De radeloosheid van de ouders die hun kind verloren was schrijnend om te zien. 
Synoniemen
  1. angst, benauwenis, bezorgdheid, vertwijfeling

Gangbaarheid