apokoinou
- apo·koi·nou
- van Oudgrieks ἀπό (apó) "vanuit" en κοινοῦ genitief van κοινός (koinós) "het gemeenschappelijke" [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apokoinou | apokoinous |
verkleinwoord | - | - |
de apokoinou v
- (taalkunde) zinsconstructie waarbij een of meer woorden tot twee zinnen of zinsdelen tegelijk horen
- Over de wereld, eenzaam, vaart de maan.
(…) In dit verband is het woordje ‘eenzaam’ betekenisvol omdat het als apokoinou niet alleen kan slaan op ‘de maan’, maar ook op ‘de wereld’, die zonet uitgebreid beschreven werd. [2]
- Over de wereld, eenzaam, vaart de maan.
- De apokoinou is een stijlfout tenzij zij bewust als stijlfiguur wordt gebruikt om een bepaald effect te bereiken.[3]
- Het woord apokoinou staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "apokoinou" herkend door:
6 % | van de Nederlanders; |
8 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ apokoinou op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Steyaert, K."Jan Prins: prentbriefkaartpoëet? ‘Het Indische land’ als ekfrasis" in: Indische Letteren. jrg. 21 (2006) Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, Alphen aan den Rijn; p. 117; geraadpleegd 2018-07-09
- ↑ "apokoinou" in: Bork, G.J. van e.a.Algemeen letterkundig lexicon (2012-…) op website: dbnl.org; geraadpleegd 2018-07-09
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be