• an·ven·ding
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   anvending     m: anvendingen
v: anvendinga  
  anvendinger     anvendingene  
genitief   anvendings     m: anvendingens
v: anvendingas  
  anvendingers     anvendingenes  

anvending, m / v

  1. aanwending, gebruik, toepassing
    «Den forordningen om husleie kommer imidlertid ikke til anvending på hotell- og pensjonatværelser og lignende og på møblerte værelser.»
    Die huurregeling geldt echter niet voor hotel- en pensionkamers en dergelijke en voor gemeubileerde kamers.