antwadde
- ant·wad·de
vervoeging tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm hele vervoeging zie antwadde/vervoeging | ||||
---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
antwadde | |||
verleden tijd |
(er) hot geantwatt | |||
voltooid deelwoord |
geantwatt | |||
enkelvoud | meervoud | |||
1e persoon | ich | antwatt | mir / mer | antwadde |
2e persoon | du | antwattscht | dihr / der dihr / der dihr / der ihr / er ihr / er nihr / ner |
antwatt antwadde antwaddet antwatt antwadde antwadde |
3e persoon | er | antwatt | sie | antwadde |
sie | antwatt | |||
es | antwatt |
antwadde
- onovergankelijk, overgankelijk antwoorden
- onovergankelijk, overgankelijk reageren
- «Der Tell lacht un antwattet: “Ich kann net glaawe, as du een so en dumme Befehl gebscht, en Schtang zu griesse.”»
- De Tell lacht en antwoordt: "Ik kan niet geloven dat je een zo domme bevel geeft om voor een staaf te saluteren".
- «Der Tell lacht un antwattet: “Ich kann net glaawe, as du een so en dumme Befehl gebscht, en Schtang zu griesse.”»
antwadde
- zwakke verbuiging tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van antwadde