annexeren
- an·nexe·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inlijven’ voor het eerst aangetroffen in 1859 [1]
- afgeleid van het Franse annexer met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
annexeren |
annexeerde |
geannexeerd |
zwak -d | volledig |
annexeren
- overgankelijk het toeëigenen van een grondgebied
- Oostenrijk werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door Duitsland geannexeerd.
- ▸ Het annexeren van Californië was toen nog maar een kwestie van tijd.[3]
- zich toe-eigenen
- ▸ Als klein meisje had Dora al geweten dat een ruimte-innemend proces niks te maken had met het annexeren van een kamer, maar een tumor is, en dat Jojo er zijn levenswerk van had gemaakt om dat soort ruimte- innemende processen uit de hoofden van mensen te snijden.[4]
1. het toeëigenen van een grondgebied
- Het woord annexeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "annexeren" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "annexeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ “Fortuna's kinderen” (2021), Hollands diep, ISBN 9789048858972
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be