• Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Zweedse werkwoord anklaga
Naar frequentie 6156
A: nominatief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud anklagad - -
o enkelvoud anklagat
meervoud anklagade
bepaald / zwak
alle vormen anklagade - -
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
-
B: genitief stellend vergrotend overtreffend
onbepaald /
sterk
g enkelvoud anklagads - -
o enkelvoud anklagats
meervoud anklagades
bepaald / zwak
alle vormen anklagades - -
bep. enkelvoud bij een
mannelijke persoon of
een mannelijk dier ook:
-

anklagad

  1. (juridisch) aangeklaagd, beschuldigd
    «Efter olyckan blev den polska kaptenen anklagad för att han inte hade följt de trafikregler som gäller på havet.»
    Na het ongeluk werd de Poolse kapitein beschuldigd van het niet hebben opgevolgd van de verkeersregels die op zee van toepassing zijn.


anklagad

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van anklaga
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   anklagad     anklagaden     anklagader     anklagaderna  
genitief   anklagads     anklagadens     anklagaders     anklagadernas  

anklagad, g

  1. (juridisch) beklaagde, beschuldigde, betichte, verdachte
    «Fullständig bevisning emot en anklagad
    Voltooid bewijs tegen een beschuldigde.