Anemone coronaria
  • ane·moon
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1593 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anemoon anemonen
verkleinwoord anemoontje anemoontjes

de anemoonv / m

  1. (plantkunde) een plant van het geslacht Anemone  
    • De anemoon groeit prachtig dit jaar. 
  2. een bloem van de anemoonplant
    • Er liggen vele anemonen op de grond die van de boom gevallen zijn. 
94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]