• anek·do·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen anekdotisch anekdotischer
verbogen anekdotische anekdotischere
partitief anekdotisch anekdotischers -

anekdotisch [1]

  1. berustend op anekdotes
     Het moet niet te anekdotisch zijn.[2]
93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]