anekdote
- anek·do·te
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘amusant verhaal’ voor het eerst aangetroffen in 1800 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | anekdote | anekdotes anekdoten |
verkleinwoord | anekdotetje | anekdotetjes |
- (letterkunde) een amusant, kort verhaal
- Het boek bevat leuke verhalen en anekdotes.
- ▸ Tijdens hun afscheid in het café in Amersfoort had hij haar op de valreep nog wat anekdotes verteld over ondernemers die hun steun aan zijn site betuigden.[3]
- ▸ " „Dus ik heb je een goede beschrijving van hem gegeven?" „Mijn oordeel was gebaseerd op de kleine anekdoten die je me over hem hebt verteld.[4]
1. een amusant, kort verhaal
- Het woord anekdote staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "anekdote" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "anekdote" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ anekdote op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Victoria Holt“De geheimzinnige echtgenoot” (1976), Saga, ISBN 9788726955644
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be