• anek·do·te
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘amusant verhaal’ voor het eerst aangetroffen in 1800 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anekdote anekdotes
anekdoten
verkleinwoord anekdotetje anekdotetjes

de anekdotev / m

  1. (letterkunde) een amusant, kort verhaal
    • Het boek bevat leuke verhalen en anekdotes. 
     Tijdens hun afscheid in het café in Amersfoort had hij haar op de valreep nog wat anekdotes verteld over ondernemers die hun steun aan zijn site betuigden.[3]
     " „Dus ik heb je een goede beschrijving van hem gegeven?" „Mijn oordeel was gebaseerd op de kleine anekdoten die je me over hem hebt verteld.[4]
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]