• an·ders·kleu·rig
stellend
onverbogen anderskleurig
verbogen anderskleurige
partitief anderskleurigs

anderskleurig

  1. met een andere kleur
     Davies verrichtte als gedragsecoloog tientallen jaren onderzoek naar de koekoek en zijn slachtoffers. Via onder andere experimenten met modeleieren kwam hij erachter hoe de koekoek verwikkeld is in een evolutionaire wapenwedloop met de karekiet. Om herkenning te voorkomen, gaan koekoekseieren steeds meer op de legsels van karekieten lijken, waarna karekieten op hun beurt weer anderskleurige eieren gaan leggen, enzovoorts.[2]
     De meeste Haagse fracties vinden Zwarte Piet overigens geen kwestie voor de politiek. Óf ze juichen de veranderingen toe, zo bleek gisteren tijdens een raadsdebatje. Wethouder Van Engelshoven: „We gaan volop door met het vieren van het sinterklaasfeest. Alleen anderskleurig.”[3]
  2. niet-wit; niet-blank
  1. anderskleurig op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “De koekoek, het ei, maar vooral het koekoeksei” (15 juni 2016), NewScientist
  3.   Weblink bron
    Lex de Jonge en Niels Klaassen
    “'Pietenplan culturele suïcide'” (18 september 2015), Tubantia