• an·ders·kleu·ri·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord anderskleurige anderskleurigen
verkleinwoord

de anderskleurigev / m

  1. iets of iemand met een andere kleur

anderskleurige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van anderskleurig
     Davies verrichtte als gedragsecoloog tientallen jaren onderzoek naar de koekoek en zijn slachtoffers. Via onder andere experimenten met modeleieren kwam hij erachter hoe de koekoek verwikkeld is in een evolutionaire wapenwedloop met de karekiet. Om herkenning te voorkomen, gaan koekoekseieren steeds meer op de legsels van karekieten lijken, waarna karekieten op hun beurt weer anderskleurige eieren gaan leggen, enzovoorts.[1]



  1.   Weblink bron “De koekoek, het ei, maar vooral het koekoeksei” (15 juni 2016), NewScientist