• an·ar·chist
enkelvoud meervoud
naamwoord anarchist anarchisten
verkleinwoord anarchistje anarchistjes

de anarchistm

  1. (politiek) (filosofie) aanhanger van het anarchisme
  2. iemand die zich niet aan de algemeen geldende regels houdt
    • Je kunt hem een excentrieke kunstenaar noemen, een anarchist, een oldskool-bohemien, die begin jaren zestig zijn homoseksualiteit exposeerde, terwijl de Engelse wet het nog verbood. [2] 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]