• an·ar·chis·ten

de anarchistenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord anarchist
     Het zijn de anarchisten en de binnenlandse tegenstander, de gemeenschappelijke vijand van beschaafde mensen, en de barbaren die, ALS ZE DAT KONDEN, de VERNIETIGERS van ons ras zouden worden.[1]


  1. “Fortuna's kinderen” (2021), Hollands diep, ISBN 9789048858972