anarchie
- an·ar·chie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘regeringloosheid, wanorde’ voor het eerst aangetroffen in 1584 [1]
- met het voorvoegsel an- en met het achtervoegsel -archie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | anarchie | anarchieën |
verkleinwoord | - | - |
de anarchie v
- het ontbreken van een geordend bestuur, regeringsloosheid
- Er zijn een paar staten in de wereld waar geen functionerende staat meer is en er een feitelijke anarchie is.
- ▸ Hier, op het platteland, heerst anarchie der dingen.[3]
- ▸ Want zelfs hij, gepokt en gemazeld als hij was in het cynische New Yorkse zakenleven, had zich van tevoren onmogelijk een voorstelling kunnen maken van de totale anarchie die deze stad in haar beginjaren beheerste.[4]
- wanorde
- In deze populistische partij is geen discipline, het is een totale anarchie, maar wel een gezellige anarchie.
- (politiek) (filosofie) samenleving die is gebaseerd op een van de richtingen van het anarchisme
- Liberijnen staan een soort van anarchie voor zonder dat ze het zo willen noemen.
- Het woord anarchie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "anarchie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "anarchie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ anarchie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ “Fortuna's kinderen” (2021), Hollands diep, ISBN 9789048858972
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /anarxɪjɛ/
anarchie v