ambivalentie
- am·bi·va·len·tie
- afgeleid van ambivalent met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambivalentie | ambivalenties |
verkleinwoord | ambivalentietje | ambivalentietjes |
de ambivalentie v , -s
- twee verschillende waarden of mogelijkheden hebbende
- ▸ Behalve die paar seconden, en nu komen we bij de ambivalentie, voelt Mia vooral weerzin.[1]
- ▸ In Representations and Contradictions uit 1997 schrijft hij dat de polariteit binnen een cultuur geen recht doet aan de 'ambivalentie en tegenstelling [die] in het centrum van de communicatieve en cognitieve processen besloten zitten'.[2]
1.
- Het woord ambivalentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ambivalentie" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789041417480
- ↑ Babette Hellemans“Cultuur” (2014), Amsterdam University Press , ISBN 9789089646040
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be