• am·bi·va·len·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord ambivalentie ambivalenties
verkleinwoord ambivalentietje ambivalentietjes

de ambivalentiev , -s

  1. twee verschillende waarden of mogelijkheden hebbende
     Behalve die paar seconden, en nu komen we bij de ambivalentie, voelt Mia vooral weerzin.[1]
     In Representations and Contradictions uit 1997 schrijft hij dat de polariteit binnen een cultuur geen recht doet aan de 'ambivalentie en tegenstelling [die] in het centrum van de communicatieve en cognitieve processen besloten zitten'.[2]
92 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789041417480
  2. Babette Hellemans
    “Cultuur” (2014), Amsterdam University Press  , ISBN 9789089646040
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be