Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·bi·va·len·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ambivalentie ambivalenties
verkleinwoord ambivalentietje ambivalentietjes

Zelfstandig naamwoord

de ambivalentiev , -s

  1. twee verschillende waarden of mogelijkheden hebbende
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be