• al·om·te·gen·woor·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen alomtegenwoordig alomtegenwoordiger alomtegenwoordigst
verbogen alomtegenwoordige alomtegenwoordigere alomtegenwoordigste
partitief alomtegenwoordigs alomtegenwoordigers -

alomtegenwoordig

  1. overal aanwezig
     Beiden waren een opluchting, al was het maar omdat mijn alomtegenwoordige moeder dan even de kamer uit moest.[1]


69 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer  , ISBN 9789025768652
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be