allure
- al·lu·re
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘houding’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | allure | allures |
verkleinwoord |
- indrukwekkende uitstraling
- Hij vertelde met veel allure over zijn grootse prestaties.
- ▸ Hardwell werd als Robbert van de Corput geboren in Breda en woont er nog steeds. Dat geeft Breda volgens Depla internationaal allure. "Noem je Hardwell dan komt daar vaak in een adem ook Breda achteraan. Robbert zet Breda internationaal op de kaart met zijn talent, zijn prestaties maar ook door met trots over onze stad te spreken. Breda is net zo trots op hem, als hij op onze stad."[3]
1.
- Het woord allure staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "allure" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "allure" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ allure op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Dj Hardwell ereburger van Breda: 'Trots op hem'” (9 juli 2023), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be