allernoodzakelijkst
- al·ler·nood·za·ke·lijkst
- intensiverende samenstelling van aller "genitief van het onbepaald voornaamwoord al" en noodzakelijkst "overtreffende trap van het bijvoeglijk naamwoord noodzakelijk"
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | allernoodzakelijkst | ||
verbogen | allernoodzakelijkste |
allernoodzakelijkst
- waar men helemaal niet zonder kan
- ▸ Maar dat verzekert jou en je zoon niet van een luxe leventje - zelfs niet van het allernoodzakelijkste.[1]
- Het woord 'allernoodzakelijkst' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731