• al·ler·ne·de·rigst
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen allernederigst
verbogen allernederigste

allernederigst

  1. uiterst bescheiden
     'Mylady,' zei hij, „wij zijn uw allernederigste slaven.[1]


  1. Victoria Holt
    “Geluk in gevaar” (2021), Saga, ISBN 9788726484922