alkoof
- al·koof
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klein vertrekje’ voor het eerst aangetroffen in 1708 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alkoof | alkoven |
verkleinwoord | alkoofje | alkoofjes |
- (bouwkunde) een kleine raamloze zijkamer, vaak gebruikt als slaapkamer
1. een kleine raamloze zijkamer, vaak gebruikt als slaapkamer
- Het woord alkoof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alkoof" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "alkoof" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ alkoof op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Håkan Nesser“Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
- ↑ Victoria Holt“Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be