algoed
- al·goed
- samenstelling van al bw en goed bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | algoed |
verbogen | algoede |
partitief | algoeds |
algoed [1]
- van iets dat het helemaal goed is
- ▸ Deze zondag is er een winterfair bij Landgoed Algoed in Enschede. Je kunt er kerstinkopen doen onder het genot van een glaasje glühwein en diverse lekkernijen.[2]
- ▸ De nieuwe blokkades komen omdat het vervuilde voer ook blijkt geleverd aan de Belgische voerbedrijven Leroy en Algoed. De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit VWA heeft geen aanwijzingen dat deze bedrijven aan ondernemers in ons land hebben geleverd.[3]
- Het woord 'algoed' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "algoed" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Weekend in Enschede: jubileumconcert, Serious Dog Walk en winterfair” (16-12-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Vervuild zoutzuur blijkt oorzaak dioxinezaak” (30-01-2006), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be