Thalassarche melanophris   (wenkbrauwalbatros)
  • (IPA in voorbereiding)
  • al·ba·tros·sen
enkelvoud meervoud
naamwoord albatrossen
verkleinwoord

de albatrossenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord albatros
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (buissnaveligen) Diomedeidae   familie van grote zeevogels met lange vleugels die vrijwel hun hele leven doorbrengen boven zee. Ze komen wijdverspreid voor in de Zuidelijke Oceaan en de noordelijke Grote Oceaan, ze zijn afwezig in de noordelijke Atlantische Oceaan. Te land zijn zij vrij onbeholpen en zij komen daar alleen om te nestelen, veelal op afgelegen eilanden. De familie telt 21 soorten



  • alba·tros·sen
Naar frequentie 56713

albatrossen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van albatross


  • alba·tros·sen

albatrossen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van albatross