aftrommelen
- Geluid: aftrommelen (hulp, bestand)
- af·trom·me·len
- samenstelling van af bw en trommelen ww
aftrommelen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aftrommelen |
trommelde af |
afgetrommeld |
zwak -d | volledig |
- iets in het openbaar verkondigen na eerst met een trommel de aandacht te hebben getrokken
- iemand hard slaan
- (muziek) op een haastige, onzorgvuldige manier pianospelen
- [2] afrossen
- Het woord 'aftrommelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.