afsmeking
- af·sme·king
- naamwoord van handeling van afsmeken met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afsmeking | afsmekingen |
verkleinwoord |
de afsmeking v
- (religie) gebed waarin met de godheid om een gunst vraagt
- ▸ Ja, zij riepen erover uit tot de Heere, door die gruwelen al klagende aan Hem op te dragen, door afsmeking van eigen bewaring onder die stroom van gruwelen. Door Hem te bidden, dat Hij die gruwelen eens stuiten en beletten wilde.[2]
- Het woord 'afsmeking' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afsmeking" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Getuigen getekend” (12-12-2012), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be