afschuiven
- Geluid: afschuiven (hulp, bestand)
- af·schui·ven
- samenstelling van af en schuiven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afschuiven |
schoof af |
afgeschoven |
klasse 2 | volledig |
afschuiven [1]
- iemand anders iets laten doen wat je eigenlijk zelf zou moeten doen maar waar je geen zin in hebt
- Hij schoof het vervelende werkje op zijn vrouw af.
- Het woord afschuiven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afschuiven" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be