afrekening
- Geluid: afrekening (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑfrekənɪŋ/
- af·re·ke·ning
- Naamwoord van handeling van afrekenen met het achtervoegsel -ing [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afrekening | afrekeningen |
verkleinwoord | afrekeningetje | afrekeningetjes |
de afrekening v
- uiteindelijke bestraffing
- Hij heeft genoeg mensen benadeeld, het is tijd voor de afrekening.
- een moord in het criminele circuit
- Vanmiddag was er weer een afrekening uitgevoerd door de Italiaanse maffia.
- een bewijs van betaling
- Mag ik de afrekening alstublieft?
2. een moord in het criminele circuit
- Het woord afrekening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afrekening" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ afrekening op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be