Nederlands

 
[2] afneming van het kruis
Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ne·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afneming afnemingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afnemingv

  1. vermindering
    • Wat ook uit het Nederlandse landschap dreigt te verdwijnen, zijn kloosters. Van de 700 kloostergebouwen hebben er nog ongeveer 150 een religieuze functie. Door de sterke afneming van het aantal paters, broeders en zusters zijn er daarvan naar verwachting over tien jaar nog ongeveer twintig tot dertig over. [2] 
    • Met een dermate groot zwaartekrachtveld onderwierp de pulsar de theorie meteen aan de strengste toets ooit. Zo'n compacte dubbelster zendt zwaartekrachtsgolven uit en verliest daardoor energie. Dit leidt ertoe dat de afstand tussen de beide objecten heel langzaam verkleint en dat hun omlooptijd afneemt. De algemene relativiteitstheorie en alternatieve theorieën doen uiteenlopende voorspellingen voor die afneming. [3] 
  2. iets of iemand ergens van verwijderen
    • Onlangs verwijderde Facebook nog een afbeelding van het 30.000 jaar oude vruchtbaarheidsbeeldje de Venus van Willendorf. Ook de Kruisafneming van Peter Paul Rubens mocht niet worden getoond, omdat Jezus er op zijn lendendoek na helemaal naakt op is te zien. [4] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen