afgraving
- af·gra·ving
- naamwoord van handeling van afgraven met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afgraving | afgravingen |
verkleinwoord |
de afgraving v
- een stuk land waarvan de grond verwijderd is, of waar men nog steeds aan het graven is
- In het muur-toerisme zag hij nieuwe kansen. Zijn familie protesteerde fel, de dorpelingen lachten hem uit, omdat de torens en de muur hier bijkans onbereikbaar zijn. Maar hij zette door, zoals hij in de jaren tachtig de ontginning van de mijnen in deze verlaten, doodarme streek doorzette. Toevallige, archeologische ontdekkingen bij de aanleg van een weg en de afgraving van een berg sterkten hem in zijn plannen.[2]
1. een stuk land waarvan de grond verwijderd is, of waar men nog steeds aan het graven is
- Het woord afgraving staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afgraving" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Oscar Garschagen 29 april 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be