• af·ge·wend
  • vervoeging van afwenden: voltooid deelwoord
  • vervoeging van afwennen: voltooid deelwoord
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afgewend afgewender
verbogen afgewende
partitief afgewends - -

afgewend

  1. dat iets dat voorkomen is
    • Nu het afgewende gevaar geen bedreiging meer was, waren alle mensen weer even zorgeloos als vroeger. 
vervoeging van: afwenden…
verbogen vorm: afgewende

afgewend

  1. voltooid deelwoord van afwenden
vervoeging van: afwennen…
verbogen vorm: afgewende

afgewend

  1. voltooid deelwoord van afwennen
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be