afdweilen
- af·dwei·len
- samenstelling van af bw en dweilen ww
afdweilen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afdweilen |
dweilde af |
afgedweild |
zwak -d | volledig |
- reinigen met een dweil
- zoekend van de ene naar de andere plaats gaan
- Het Rheinisches Landesmuseum. Ik had net zo goed de ene zaal na de andere van bejaardenhuis Altenheim Trierelier kunnen afdweilen. Ik had evenveel antiek te zien gekregen. [2]
- Het kan niet dat mensen apotheken moeten afdweilen om aan hun medicatie te geraken', aldus Sensoa-woordvoerder Boris Cruyssaert. [3]
- feestend van de ene naar de andere kroeg trekken
- [3] dweilorkest
- Het woord afdweilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afdweilen" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Saskia de Coster 3 december 2009 Nooduitgang
- ↑ De Standaard 04/08/2017 Werner Rommers Apothekers weigeren patiënten die dure medicatie vragen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be