admissie
- ad·mis·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toelating’ voor het eerst aangetroffen in 1460 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | admissie | admissies |
verkleinwoord |
- toelating, vergunning
- admissie-examen, admissiebewijs
- Het mooiste voorbeeld van de aanmatigende nietszeggendheid van Vogelaars voornemens is te vinden onder het kopje ‘specifieke inzet’. Daar vinden we de volgende ‘maatregel en actie’: „Het beschikbaar krijgen van expertise en echt werkende aanpakken voor Marokkaanse en Antilliaanse jongeren.” Het is een zin die de hele nota samenvat. Vrij vertaald: we weten het ook niet, maar we gaan keihard op zoek. Waarnaar? Naar echt werkende aanpakken natuurlijk. Een schrijnender admissie van onvermogen is nauwelijks denkbaar. [4]
- Het woord admissie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "admissie" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "admissie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ admissie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Geert Hunman 15 november 2007
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be