administratiekantoor
- ad·mi·nis·tra·tie·kan·toor
- samenstelling van administratie zn en kantoor zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | administratiekantoor | administratiekantoren |
verkleinwoord | administratiekantoortje | administratiekantoortjes |
het administratiekantoor o [2]
- kantoor van beheer
- (economie) bankiershuis dat als deelnemer in een geldlening of als aandeelhouder voor een groot bedrag optreedt, om daarvoor certificaten uit te geven
- De Nederlands/Britse multinational Unilever wilde de beloning van topman Paul Polman optrekken van 11,3 miljoen naar maximaal 13,7 miljoen euro. Dat vonden veel beleggers te gortig; 43 procent stemde tegen. Dat is ongebruikelijk veel, want meestal worden voorstellen op aandeelhoudersvergaderingen met 95 procent of meer aangenomen. Ook het administratiekantoor van Unilever stemde ondanks de kritiek in met de sterk verhoogde beloning voor Polman. [3]
- Het woord administratiekantoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.