ademhalingsstoornis

  • adem·ha·lings·stoor·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord ademhalingsstoornis ademhalingsstoornissen
verkleinwoord

de ademhalingsstoornisv

  1. (medisch) afwijking in het in- en uitademen
     Behalve het feit dat een meneer nu zijn lunch kwijt was, is er ook nog iets anders weg dat in de broodtrommel zat. Dit betreffen gevaarlijke medicijnen die bij inname onder andere ademhalingsstoornissen kunnen veroorzaken.[2]
     De kliniek voor Snurken en Apneu wil met de ludieke prijs aandacht vragen voor de ademhalingsstoornis waar duizenden Nederlanders aan lijden.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Medicijnen gestolen bij inbraak in auto” (12 januari 2009), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Luidste snurker klinkt als drilboor” (09 dec. 2015), De Telegraaf