Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ap·neu
Woordherkomst en -opbouw
  • van modern Latijn apnoea, in de betekenis van ‘tijdelijke ademstilstand’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord apneu apneus
verkleinwoord apneutje apneutjes

Zelfstandig naamwoord

de apneum

  1. (medisch) ademstilstand (van langer dan 10 seconden)
Schrijfwijzen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen